Wormen en wormbestrijding bij schapen
De afgelopen jaren heeft u er waarschijnlijk al meerdere keren over gehoord als schapen- en geitenhouder, maar toch willen wij het weer even onder de aandacht brengen: wormresistentie. Als dierenarts komen wij namelijk steeds vaker bij koppels waar dit aan de orde is. Een afname van de kans op resistentieontwikkeling op het bedrijf kan door een lagere ontwormfrequentie. Dus om er met elkaar voor te zorgen dat we gezonde schapen houden met behandelbare wormen even een opfriscursus.
Wormen
De belangrijkste en meest bekende worm bij het schaap is de rode lebmaagworm (Haemonchus contortus). Deze worm is een bloedzuigende worm die bloedarmoede veroorzaakt wat zich uit in bleke, witte slijmvliezen (ogen en bek). Daarnaast zijn de dieren vaak sloom, groeien ze slecht en hebben ze ingedroogde mestkeutels. Dus geen diarree!
Dan zijn er nog twee wormen (Teladorsagia en Trichostrongylus) die wel diarreeklachten geven. Deze wormen geven voornamelijk problemen bij de lammeren. Het begint met een verminderde groei gevolgd door vermageren en diarree.
Als laatste is er nog de worm (Nematodirus battus), die ook wel de voorjaarsworm wordt genoemd, en ook diarree veroorzaakt. Dit komt omdat de eieren van deze worm in de winter op het land overleven en wakker worden tijdens de eerste warmere lenteweek wanneer de temperatuur boven de 11 °C komt. Dit is de enige worm die nog goed behandelbaar is en vaak alleen in het voorjaar, en sporadisch in het najaar, problemen geeft. Om problemen met Nematodirus te voorkomen, zijn de volgende maatregelen te treffen:
Wissel elk jaar van weideperceel voor 6—12 weken oude lammeren. Dan gaat het vooral om de periode waarin de temperatuur voor het eerst boven de 11 °C komt.
Laat de lammeren langer op stal. Doe de lammeren pas naar buiten als de temperatuur langer boven de 11 °C is geweest. Dit kan wel elk jaar wisselend zijn.
Schuif in het lammerseizoen. Laat de schapen eerder of juist later aflammeren zodat de lammeren niet de risicoleeftijd hebben tijdens de periode dat de larven uitkomen.
Strategisch ontwormen nadat de larven zijn uitgekomen. Dit is echter moeilijk in te schatten, omdat dit niet tijdsgebonden is maar weersafhankelijk.
De belangrijkste preventieve maatregelen
Deze maatregelen gelden voor de rode lebmaagworm lebmaagworm (Haemonchus contortus) en de twee maagdarmwormen (Teladorsagia en Trichostrongylus). Zo min mogelijk ontwormen is het beste, maar de schapen moeten natuurlijk wel gezond blijven. Door te proberen om zoveel mogelijk van deze maatregelen te realiseren, kan je ervoor zorgen dat de wormbesmetting zo laag mogelijk blijft:
- Elke 3 weken omweiden (tussen half juni – half september elke 2 weken)
- De schapen op een ‘schone’ weide omweiden waar 3 maanden geen schapen of andere herkauwers hebben gelopen
- Mestonderzoek doen tijdens de meest risicovolle momenten om te kijken of dit überhaupt wel nodig is.
- 2 weken na het aflammeren (dan scheiden de ooien de meeste eieren uit
- 5 weken na het inscharen op een ‘schone’ weide
- 2-3 weken na het inscharen op gevaarlijk land
En als je dan toch moet ontwormen, houd je dan aan onderstaande stelregels:
- Niet meer dan 95% van het koppel ontwormen
- Gebruik niet altijd hetzelfde ontwormingsmiddel
- Weid de schapen/geiten 2-3 dagen na het ontwormen op een andere weide
- Controleer minimaal één keer per jaar op resistentie voor het ontwormingsmiddel door 10 -14 dagen na het ontwormen het mestonderzoek te herhalen
Hoe neem je een goed mestmonster:
- Voor een betrouwbaar beeld neem een mengmonster van meerdere lammeren/schapen/geiten, indien mogelijk meer dan 5.
- Neem verse mest. Dieren mesten meestal wanneer ze vanuit rust op gaan staan.
- Bewaar het monster in de koelkast totdat deze op de praktijk ingeleverd kan worden.
Niet elke maatregel is makkelijk toepasbaar voor elk koppel schapen, dus soms moet er per situatie bekeken worden naar de beste oplossingen. Hiervoor kunt u altijd contact opnemen met één van onze dierenartsen die u daar graag bij helpt. Na het doen van mestonderzoek zal er ook een advies komen van één van de dierenartsen die deze indien gewenst met u bespreekt.